Als toezichthouder in de ouderenzorg moet je je beeld- en oordeelsvorming mede baseren op ervaringen in de dagelijkse praktijk. Dat is waar het gebeurt. Daar wordt invulling gegeven aan wat we in sjieke toezichthouderstermen ‘de maatschappelijke functie’ noemen. Daarom loop ik als toezichthouder zo nu en dan mee in de zorg.
Meelopen
Een paar weken geleden had ik het voorrecht om mee te lopen in een woning waar mensen met somatische of psychogeriatrische aandoeningen samenleven. ‘Meelopen’ is in dit verband misschien niet het meest passende woord. Omdat ik geen kwalificatie als verzorgende heb - en dus in officiële termen onbevoegd en onbekwaam ben - ben ik in de zorgverlening van weinig toegevoegde waarde. Meelopen in de praktijk geeft soms zelfs het gevoel dat je de professionals juist voor de voeten loopt.
‘Ze vertelde me dat er tot haar spijt nauwelijks tijd is om iets extra's te doen.’
Iets extra's
Een verzorgende runde de woning. Zij had het zichtbaar erg druk: continu in de weer met verzorging, medicatieverstrekking, rapportage. Ondanks dat alles ging ze vol geduld en met persoonlijke aandacht om met de bewoners. Ze was ook nog eens zo vriendelijk om een minuutje, dat ze eigenlijk niet over had, bij me te zitten en toelichting te geven op haar werk. Ze vertelde me dat er tot haar spijt nauwelijks tijd is om iets extra’s te doen. Zoals met een bewoner een wandelingetje maken. Een spelletje doen. Of samen door een fotoalbum bladeren. Mede dankzij de vrijwilliger die ondersteunde bij het huishouden en de lunch kreeg zij haar werk ternauwernood rond.
Behulpzaam zijn
Gelukkig kon ik enigszins van betekenis zijn. Het was lunchtijd en ik kon samen met de vrijwilliger, een toegewijde en geduldige man, de tafels dekken. We legden boterhammen klaar, pakten beleg, schonken thee of melk in. Vervolgens schoven we aan bij de bewoners om samen te eten, een praatje te maken en waar nodig te helpen bij het eten. Dat kwam goed uit; meestal waren hier te weinig mensen voor.
‘Ik plaatste de bestickerde deksels op het aanrecht en de kuipjes op de tafels.’
Het voorbereiden van de maaltijd gaat anders dan bij mij thuis. Daar pak ik wat spullen uit de kast, hartig beleg en drinken uit de koelkast en klaar is Kees. Hier werd op ieder vers artikel dat uit de koelkast kwam, bij eerste opening een sticker geplakt. Met daarop de dag van de week - ieder in een eigen kleur - en de datum van opening. Een hygiënevereiste die het risico op het gebruik van bedorven producten uitsluit…of in ieder geval verkleint. Voor de lunch werden vier kuipjes margarine uit de koelkast gehaald. Ik legde de bestickerde deksels op het aanrecht en plaatste de – voor meer dan de helft geleegde - kuipjes op de verschillende tafels.
De lunch verliep zoals die vaker scheen te verlopen. Iedere bewoner heeft zo zijn of haar voorkeur voor beleg. Er wordt gegeten en gedronken. Er vinden korte gesprekken plaats. Er vallen stiltes. “Gezellig…” verzuchtte een van mijn tafelgenoten telkens, met een tevreden glimmend gezicht.
‘Deksels! Daar lagen de deksels dan op het aanrecht.’
Het Boterincicent
Bij het afruimen stond ik plotseling voor een probleem. Ik had vier kuipjes met boter: maar welk deksel hoorde nou bij welk kuipje? Deksels! Daar lagen de deksels dan op het aanrecht, naast elkaar, met daarop de dagen en data: woensdag 16 mei, vrijdag 18 mei, maandag 21 mei, woensdag 23 mei. Het zou zomaar kunnen dat ik de deksel van het op 16 mei geopende kuipje op het op 23 mei geopende kuipje zou plaatsen en - erger nog - dat van 23 mei op het kuipje van 16 mei. Daarmee liep het streven naar gegarandeerde versheid in het honderd! Of niet? De inhoud van ieder van de kuipjes was volgens de ‘THT’ immers houdbaar tot tenminste begin juli. Dan zouden deze kuipjes allang leeg en vervangen zijn door nieuwe. Toch had ik bij het in de koelkast terugzetten van de kuipjes het gevoel dat ik ergens tekort had geschoten, het protocol had geschonden. Het voelde ongemakkelijk.
Boter op het hoofd
Is dit kwaliteit? Is kwaliteit het met zekerheid borgen dat exact bekend is hoe lang een kuipje margarine al open is? Een oplossing zou zijn om op zowel de deksel als het kuipje de datum te plakken. Maar dat betekent ook: twee keer zoveel stickers. Meer werk én meer om te controleren. Een nog verder aangescherpt protocol, wat in mijn ogen leidt tot nog meer risico op het schenden ervan. En tot nog meer gevoelens van tekortschieten als dat per abuis eens een keer gebeurt.
‘Laten we afzien van protocollen die afleiden van waar het echt om draait.’
Wie vindt dat het plakken van stickers op deksels van lang houdbare margarine bijdraagt aan de ervaren kwaliteit van de zorg, heeft boter op zijn hoofd. Voor mij houdt toezien op kwaliteit in dat je toeziet op ruimte voor dat wat bijdraagt aan de ervaren kwaliteit. Laten we afzien van protocollen die schijnzekerheden en handelingsverlegenheid brengen. Ze leiden af van waar het echt om draait: persoonlijke aandacht, geduld, betrokkenheid en goede zorg. Het leveren van kwaliteit is niet alleen een kwestie van doen, maar soms vooral ook van laten.
Samen oplopen
Als toezichthouder meelopen in de dagelijkse praktijk is een eindje samen oplopen. Het meelopen leidt bij mij tot veel bewondering en soms tot enige verwondering. Blijf meelopen wil ik dan ook graag meegeven aan mijn collega’s die streven naar betrokken toezichthouderschap.
Johan Visser
Raad van Toezicht Zorgcentra De Betuwe